Isaiah 38

1) die dagen

Wat hier verhaald wordt, is geschied kort nadat het leger der Assyri‰rs van God door den engel verslagen was.

2) bad tot den HEERE.

Zijn gebed volgt hier straks, van Jes. 38:3; zie 2 Kon. 20:1, enz.

Isa 38.3 2Ki 20.1
3) wat goed in Uw ogen is,

Dit is als een getuigenis van een goede conscientie, berustende alleen op de barmhartigheid Gods, zonder enige aanmatiging van eigen gerechtigheid; zie onder Jes. 38:17, en Jezua Sirach 48:25,26.

Isa 38.17

4) gedaan heb.

Zie 2 Kon. 18:3, enz.

2Ki 18.3

5) weende

Hebreeuws, weende een groot geween.

6) tot uw dagen

Dat is, tot de dagen uws levens.

7) Ik zal u

God de Heere belooft dezen koning, boven de verlenging van zijn leven, ook rust en vrede in zijn koninkrijk en bescherming tegen de machtige Assyri‰rs, die wederom een heirleger hadden kunne op de been brengen om hem te bekrijgen en Jeruzalem te belegeren.

8) het woord,

Of, deze zaak.

9) Zie, Ik zal

Zie de aantekening op Jes. 38:8 passende, 2 Kon. 20:9,10,11.

Isa 38.8 2Ki 20.9,10,11
10) genezen was.

Hebreeuws, levend geworden was, gelijk Jes. 38:21.

Isa 38.21
11) Ik zeide:

Dat is, ik dacht en overlegde bij mijzelven aldus.

12) Vanwege

Of, in de afsnijding mijner dagen; dat is, toen mijne dagen afgesneden of verkort werden; of toen mij verkondigd werd, dat mijne dagen haast zouden afgesneden worden; dat is, dat ik haast sterven zou. Het is ene gelijkenis, genomen van de wevers, die hun web afgeweven hebbende, zo snijden zij hetzelve af.

13) zal ik tot

Dat is, ik moest haast sterven.

14) ik word beroofd

Dat is, het overschot mijner jaren wordt mij ontnomen, of men doet mij ontberen het overschot, of het resteren mijner dagen; dat is, wat er tekortkomt aan mijne jaren, te weten dier jaren, die ik, naar den loop der natuur, nog kon leven, of nog behoorde te leven, gelijk ik mijzelven had ingebeeld.

15) den HEERE niet [meer] zien,

Dat is, voor den Heere verschijnen in het heiligdom en bij den gansen godsdienst, die gedaan werd als de godzaligen in den tempel samenkwamen.

16) in het land

Dat is, in deze wereld, of in dit leven; zie deze manier van spreken ook Job 28:13; Ps. 27:13; met de aantekening, alsook Ps. 142:6, en onder Jes. 53:8.

Job 28.13 Ps 27.13 142.5 Isa 53.8

17) met de inwoners

Dat is, bij degenen, die in de wereld wonen, bij de mensen, die nu leven; zie Ps. 27:13, en Ps. 116:9.

Ps 27.13 116.9
18) Mijn levenstijd

Of, mijn leeftijd; anders mijne woning, mijn verblijftijd. Hebreeuws, dor; zie Ps. 12:8.

Ps 12.7

19) weggetogen,

Of, weggerukt.

20) eens herders hut;

Die niet vast of gestadig op ene plaats blijft, maar van de ene plaats op de andere gebracht wordt, naar gelegenheid van zaken; zie Job 27:18.

Job 27.18

21) afgesneden,

Of, afgeknipt, afgescheurd, afgebroken. De zin is: Ik heb den Heere, door mijne zonden, daartoe oorzaak gegeven, dat Hij mijn leven v¢¢r den natuurlijken tijd wil afsnijden.

22) [zijn web;]

Te weten als hij het afgeweven heeft.

23) Hij zal mij afsnijden,

Te weten de Heere. Hier is verandering van persoon, want hij spreekt van God somwijlen in den derden persoon, somwijlen tot God in den tweeden persoon.

24) den drom;

Dit woord betekent ook bij de Hebre‰n een haarband, Hoogl. 7:5, zie de aantekening aldaar. Anders, als een dunnen draad.

So 7.5

25) van den dag

Dat is, haast, in korten tijd, eer de dag voorbijgaat en het avond wordt, alzo ook Jes. 38:13.

Isa 38.13

26) Gij mij

O Heere.

27) ten einde

Of, afweven, en dan afsnijden, alzo ook Jes. 38:13.

Isa 38.13
28) mij voor

Te weten in mijne gedachten; dat is, ik dacht. Anders: ik rekende tot den morgen, dat Hij als een leeuw al mijne beenderen zou breken. Of aldus: ik stelde mij hem tot den morgen toe, als een leeuw, dat Hij alzo al mijne beenderen zou breken, enz.

29) tot den morgenstond

Te weten mag ik leven, of mocht ik toch tot morgen leven. Het volgende nemen anderen aldus: [doch] Hij brak gelijk een leeuw al mijn beenderen.

30) Hij al mijn

Te weten God, of zij; te weten de ziekte, of de ellende; zie Job 10:16.

Job 10.16

31) beenderen

Zie Job 7:15.

Job 7.15

32) van den dag

Dat is, nog heden, eer de nacht komt.

33) mij ten einde

Dat is, mijn leven, mijne jaren.

34) kirde als een duif;

Of, korde, steende.

35) verhieven

Te weten naar den hemel, of tot God, wien ik aanriep. Anders: werden uitgemergeld of uitgeschept; dat is, de krachten mijner ogen werden verdorven. Of, zij bezweken; te weten van opwaarts ten hemel te zien.

36) ik word onderdrukt,

Hebreeuws, mij is onderdrukking; te weten door deze mijne krankheid, die mij met geweld zo onderdrukt, dat ik mijn loop niet zal kunnen eindigen, tenzij dat Gij, Heere, U over mij ontfermt.

37) wees Gij mijn Borg.

Dat is, stel U tussen mij en mijne krankheid, gelijk zich een borg stelt tussen den schuldheer en den schuldenaar, om hem te bevrijden dat hij niet in de gevangenis geworpen worde; zie Ps. 119:122. Anders: wees mij lieflijk; anders: weef mij af; dat is, strek mijn leven uit, totdat ik oud en krachteloos word en door natuurlijke zwakheid sterf, en snijd den draad mijns levens niet af eer hij ten einde gelopen is; een manier van spreken aan de wevers ontleend.

Ps 119.122
38) Wat zal ik spreken?

Dat is, hoe zal ik God genoegzaam kunnen danken voor zijn grote genade. Hij heeft mij wel den dood laten aanzeggen; maar als ik hem bad, heeft Hij mij het leven wederom genadig geschonken. Anders: wat ik sprak, dat zeide Hij mij toe; te weten door den profeet Jesaja, Jes. 38:5. De zin is: Als ik den Heere bad, dat Hij mijn borg wilde blijven, of dat Hij mij wilde afweven [Jes. 38:14], dat is, dat Hij mij nog meer jaren wilde laten leven, Hij heeft het mij straks toegezegd.

Isa 38.5,14

39) al zoetjes

Of, al zachtjes; zie Ps. 42:5. Enigen menen dat het betekent een zachten voortgang, gelijk wanneer ene moeder haar kind voortleidt; en dat dit hier de zin is: Mijn voorgaande benauwdheid zal mij hierna bedachtzamer doen wandelen. Alzo wordt integendeel rasheid gesteld voor onbedachtzaamheid, of onvoorzichtigheid; Jes. 32:4.

Ps 42.4 Isa 32.4

40) al mijn jaren,

Dat is, mijn leven lang.

41) vanwege

Dewijl ik die dodelijke en bittere smarten dier pijnlijke ziekte heb uitgestaan.

42) bij deze dingen

Of, in, of door deze dingen, of, gelijk enigen, woorden; dat is, door uwe goedertierenheid, beloften en verzegeling uwer beloften en weldaden.

43) mijn geest;

Dat is, mijner ziel, en het leven mijner ziel; dat is, een vrolijk en gerust leven.

44) gezond gemaakt

Of, verkwikt en levend gemaakt. Hebreeuws, mij levend maken, of in het leven behouden; hetwelk, naar den aard van de Hebreeuwse taal, zoveel is, als: Gij hebt mij in het leven behouden, of genezen; dat is, Gij hebt mij mijn vorige sterkte wedergegeven, die ik geheel verloren had in die zware ziekte. Anderen vertalen dit duistere vers aldus: Die zullen leven, voor welken (of over welken) de Heere is; dat is, welker beschermer de Heere is, en allen die daarin zijn, (of, en allen die in die zaken zijn, dat is die in zulk een staat leven dat zij God met zich hebben) die zullen hetzelfde leven verkrijgen, dat nu mijn geest heeft. Opdat dit blijke, maak mij gezond en genees mij.

45) in vrede

Te weten nadat Gij mij vrede gegeven hadt, namelijk door het verdelgen der Assyri‰rs, zo kwam mij ene bitterheid, te weten deze zware ziekte. Anders, op den vrede; dat is, opdat het ten beste dienen zou, kwam mij een bittere bitterheid over, te weten die zware krankheid.

46) maar Gij hebt

Anders: maar het heeft U behaagd mijne ziel; dat is, mij [te verlossen] uit de groeve der vertering.

47) de groeve

Dat is, het graf, waarin het dode lichaam van de wormen opgegeten en verteerd wordt.

48) al mijn zonden

Door welke ik deze krankheid en andere straffen verdiend heb. Had hij niet gezondigd, zo zou hij gene krankheid hebben gehad, noch gestorven zijn; want de dood met alle aanklevende ellenden heeft zijn oorsprong uit de zonde. Daarom spreekt Christus: Zoon uwe zonden zijn u vergeven, sta op, enz.

49) achter Uw rug

Dat is, Gij hebt ze mij vergeven, alzo dat zij niet meer voor uwe ogen komen zullen.

50) het graf

Dat is, de doden in het graf kunnen uwen lof niet verkondigen hier in deze wereld bij de levenden. Zie Ps. 6:6, en Ps. 30:10, en Ps. 88:11, en Ps. 115:17.

Ps 6.5 30.9 88.10 115.17

51) de dood

Dat is, de doden; anders de hel; dat is, die in de hel of in het graf zijn.

52) hopen.

Of, wachten, of vertrouwen.

53) Uw waarheid

Of, van uwe waarheid kennis doen hebben. Het Hebreeuwse woord el wordt ook voor eth gevonden; en uwe waarheid; dat is, dat Gij mij hebt gezond gemaakt, gelijk Gij mij beloofd hebt.

54) was [gereed]

Of, is gekomen om mij te verlossen, of zal mij verlossen, of heeft mij verlost.

55) op het gezwel maken,

Of, op de zweer; te weten van den koning Hizkia.

56) Welk zal het teken zijn,

Dit verzocht hij niet door ongeloof of mistrouwen op de beloften van God, maar opdat zijn geloof daardoor mocht versterkt worden, alzo die belofte geheel scheen te strijden met Gods dreigement, Jes. 38:1.

Isa 38.1

57) dat ik ten huize

Dat is, dat ik gezond zal worden en in het huis des Heeren gaan, om Hem in het midden zijner gemeente voor mijne gezondheid te loven en te danken. Dit is geschied ten derden dage, naar de belofte Gods door Jesaja; 2 Kon. 20:5.

2Ki 20.5
Copyright information for DutKant